Stop met klagen over het moederschap

Het is tegenwoordig bijna een ongeschreven regel: zodra een moeder online haar hart lucht over het moederschap, staat het commentaar klaar om haar meteen weer op haar plek te zetten. Je kent ze wel, die reacties die haar even willen laten weten hoe fout ze zit. Want als je het over de moeilijkheden van het moederschap hebt, ben je blijkbaar ondankbaar en onwetend. En dat schijnt iedereen te moeten horen.

Laten we eerlijk zijn, soms is een moeder gewoon moe en heeft ze een baaldag. Ze zoekt even wat solidariteit, een paar lieve woorden van steun. Maar helaas, internet commentatoren, vaak andere vrouwen (met een iets te grote dosis competitiedrang) of mannen zonder kinderen, staan klaar met een waslijst aan redenen waarom je niet zou moeten klagen.

Suck it up, buttercup!

Hier zijn een paar van de absolute klassiekers:

“Jij hebt tenminste kinderen.” Want blijkbaar, als je kinderen hebt, mag je nooit, maar dan ook nooit, klagen. Alsof alle gevoelens van vermoeidheid of frustratie plots verdwijnen zodra je kinderen hebt.

“Je moet niet zo zeuren! Suck it up, buttercup!” Want dat houdt je vast warm op de dagen dat je jezelf als een wandelende zombie voelt.

“Je wist waar je aan begon.” Ha! Natuurlijk wisten we het allemaal, elke slapeloze nacht, elke smeerboel op de vloer, elke uitdaging. We hadden het allemaal al tot in de puntjes uitgestippeld, nietwaar?

Deze ‘advies’gevers hebben waarschijnlijk wel empathie gehoord, maar in de praktijk is het blijkbaar makkelijker om met ongevraagde adviezen te komen. Want natuurlijk weet die moeder van drie die al vijf keer op een nacht is opgestaan niet dat ze ervoor gekozen heeft. En ja, ze voelt zich waarschijnlijk direct beter als je haar vertelt dat ze dit allemaal zelf moet oplossen ook.

Moederschap is inderdaad een geschenk, maar ook een geschenk met de nodige complicaties. We zijn dol op onze kinderen, maar dat betekent niet dat we ons altijd dolgelukkig voelen als we weer eens tot ’s avonds laat met een wakkere peuter op de bank zitten. En als we daar even over willen klagen, dan zou dat toch best moeten kunnen zonder dat iemand daar meteen een waardeoordeel over velt?

Waarom klagen niet écht klagen is

Klagen over moederschap betekent meestal niet écht klagen. Het betekent dat een moeder zich moe, overweldigd of even verloren voelt, en gewoon een beetje steun zoekt. Ze heeft misschien geen meningen nodig, maar eerder een warme maaltijd, een douche en een dutje. Of gewoon iemand die zegt: “Ik snap je, je doet het goed.”

Misschien zijn die commentaren van de “ik doe het beter moeders” en de “zeur niet zo mannen” al net zo vermoeiend als het moederschap zelf. Maar zolang er moeders zijn die hun struggles delen, zullen er altijd anderen zijn die vinden dat je gewoon moet stoppen met klagen.


Uitgelichte afbeelding: Shutterstock

Twee keer per dag tandenpoetsen? 5x waarom mijn kinderen vinden van niet!

Elke avond om klokslag half acht begint hier thuis de strijd. Terwijl andere ouders misschien al ontspannen op de bank zitten met een kop thee, sta ik in de badkamer gewapend met een tube tandpasta en twee kinderachtige tandenborstels, klaar voor de dagelijkse krachtmeting, namelijk het tandenpoetsen. Of mijn kinderen twee keer per dag tandenpoetsen? I wish!

Het lijkt zo simpel, dat tandenpoetsen. Twee minuten in de ochtend en twee minuten in de avond en klaar is Kees. Maar bij ons thuis is het allesbehalve eenvoudig. Mijn kinderen lijken wel een waslijst aan redenen te hebben waarom die tandenborstel maar beter in de kast kan blijven staan. Hier zijn vijf van hun meest hardnekkige excuses:

1. “Mijn tandpasta is te pittig!”

Elke ouder kent deze toch? Het eeuwige geklaag over de smaak van tandpasta. Ondanks mijn pogingen om iedere mogelijke kindertandpasta te proberen, van aardbeiensmaak tot bubblegum en alles daartussenin, blijft het een gevecht. “Het prikt op mijn tong,” “Het smaakt vies,” of mijn persoonlijke favoriet: “Het lijkt wel vuur in mijn mond!” Het lijkt wel of er geen enkele tandpasta bestaat die ze doorstaan zonder theatrale reacties.

2. “Ik ben al klaar!”

Dit is een klassieker die ze al snel onder de knie hebben. Na precies vijf seconden zwaaien met de tandenborstel en het verspreiden van wat schuim, verklaren ze triomfantelijk dat ze klaar zijn. “Kijk, mama, mijn tanden zijn al schoon!” roepen ze met een grote glimlach, waarbij ik de overblijfselen van het avondeten nog duidelijk tussen hun tanden zie zitten. Twee minuten voelt voor hen als een eeuwigheid en dus proberen ze altijd met deze ‘snelle poetsbeurt’ weg te komen.

3. “Ik ben te moe…”

Hoe moe ze ook beweren te zijn, dit argument komt steevast tevoorschijn zodra het tandenpoetsen ter sprake komt. Ze kunnen nog energie hebben om een half uur te stuiteren op de bank of om eindeloos om een glaasje water te vragen, maar zodra de tandenborstel in beeld komt, zakken ze dramatisch in elkaar. “Ik ben echt te moe om te poetsen, mama,” zeggen ze met een diepe zucht, alsof ik ze vraag om een marathon te lopen. En voor ik het weet, liggen ze plat op de badkamervloer, zogenaamd uitgeput.

4. “Ik heb toch bijna niks gegeten!”

Logica volgens een kind: als je bijna niet gegeten hebt, hoef je ook niet te poetsen. En als ze in hun ogen al goed hebben gepoetst na het avondeten, dan is die ochtendbeurt ook maar onzin. “Mijn tanden zijn nog schoon van gisterenavond,” beweren ze dan met een stalen gezicht. Of: “Maar ik heb toch alleen een boterham gehad?” Het concept van preventie is aan hen nog niet besteed.

5. “Ik heb toch geen gaatjes!”

Dit argument komt vooral na elk tandartsbezoek tevoorschijn. Zodra de tandarts heeft bevestigd dat alles er prima uitziet, voelen ze zich gesterkt in hun overtuiging dat tandenpoetsen eigenlijk overbodig is. “Ik heb geen gaatjes, dus waarom zou ik nog poetsen?” roepen ze dan, alsof ze net een medisch wonder hebben verricht. Ze lijken te denken dat ze na een schoon tandartsrapport een soort ‘vrije poetskaart’ hebben gekregen.

Maar ik geef niet op, met een tandenborstel in elke hand, ben ik klaar om de strijd aan te gaan. En hoewel ik mezelf heilig had voorgenomen om consequent en geduldig te blijven, voel ik mijn innerlijke stem steeds luider roepen: “Schoon is schoon! Minimaal één keer per dag, dat is toch ook al iets?”

Maar nee, de tandarts in mijn achterhoofd blijft preken over gaatjes, tandvleesontstekingen en dat ik als moeder echt moet doorzetten. Dus zucht ik diep, verzamel al mijn moed, en begin weer aan die twee minuten, die soms ook voor mij aanvoelen als een eeuwigheid. De kinderen kijken me aan met een blik van “echt, alweer?”, maar na wat onderhandelen, een stukje toneelspel en het beloven van een verhaaltje, slagen we er meestal in om die twee minuten vol te maken. Nou ja, soort van…


Afbeelding: Shutterstock

‘Mijn kind zet het op een krijsen als ik haar bij het KDV ophaal, dat is toch raar?’

Elke dag volg ik hetzelfde ritueel. Om precies 17.00 uur rijd ik de parkeerplaats van het kinderdagverblijf op, het hart bonkend van opwinding omdat ik mijn dochter na een lange dag werken eindelijk weer kan zien. Terwijl ik mijn jas dichtrits en richting de ingang loop, stel ik me voor hoe ze blij zal opkijken, misschien zelfs met een klein sprintje naar me toe zal rennen. Een knuffel, een kus, een enthousiast “Mama!”, dat soort dingen. Maar helaas, de werkelijkheid ziet er net iets anders uit.

Krijsen

Wanneer ik de deur van de groep open en mijn dochter mij ziet, gebeurt er namelijk iets heel vreemds. Ze kijkt me even aan, haar lip begint te trillen, en dan… bam! Ze barst in tranen uit alsof ik haar zojuist verteld heb dat haar favoriete knuffel in de wasmachine is verdwenen. Schreeuwen, snikken, snot en tranen; het hele pakketje. De eerste keer dat dit gebeurde, stond ik perplex. Wat was er mis? Wilde ze niet naar huis? Was ze boos op mij? Had ze een rotdag gehad? Maar nee, haar leidster verzekerde me dat ze het hartstikke leuk had gehad en vrolijk had gespeeld. Toch bleef het een raadsel. Waarom zet ze het dan op een krijsen zodra ze mij ziet?

Natuurlijk, ik ben heus niet onbekend met driftbuien. Ze zijn een welbekend onderdeel van het ouderschap. Maar dit voelt anders. Het is geen driftbui van vermoeidheid of frustratie omdat ze bijvoorbeeld haar jas niet aan wil doen. Nee, het lijkt een soort explosie van emoties die eruit komt zodra ze mij ziet. Als een fles cola die al de hele dag geschud is en die op het moment van de hereniging ineens ontkurkt wordt.

Opgekropte emoties

Ik vroeg het aan een vriendin die ook kinderen heeft. “Oh, dat is heel normaal,” zei ze nuchter. “Mijn zoon deed dat vroeger ook. Het is juist een teken dat ze zich veilig bij je voelt. Bij jou kunnen alle opgekropte emoties van de dag eruit.” Ik keek haar aan, nog niet helemaal overtuigd. Dus dat krijsen, snotteren en zich aan mijn been vastklampen als een kleine koalabeer betekent dat ze zich veilig voelt?

Ik besloot het aan de leidster van het kinderdagverblijf te vragen, want misschien had ik iets gemist. Die lachte en bevestigde hetzelfde verhaal. “Het is heel normaal hoor, het betekent dat ze haar emoties de hele dag in bedwang heeft gehouden en dat ze die bij jou durft te uiten. Ze voelt zich zo verbonden met jou dat ze zich bij jou helemaal laat gaan.” Dat was natuurlijk een fijn idee, maar eerlijk gezegd vond ik het nog steeds behoorlijk gênant, daar op dat kinderdagverblijf, met al die andere ouders die hun kinderen vrolijk ophaalden terwijl die van mij zich gedroeg alsof ze net uit een horrorfilm was ontsnapt.

Ben ik de enige?

En dan heb je nog die andere ouders. Je kent ze wel, die met de kinderen die vrolijk met hun rugzakje komen aanhuppelen, zwaaiend naar hun vriendjes terwijl ze hun jas al aandoen voordat hun moeder “ga je mee?” heeft kunnen vragen. En daar sta ik dan, worstelend met een krijsend, spartelend kind, alsof ik haar net uit haar favoriete speeltuin heb geplukt. Oprecht, het voelt soms alsof ik de enige moeder ben met dit fenomeen…


Uitgelichte afbeelding: Shutterstock

En toen bleek ik opeens een winkeldief! Nou ja, mijn kleuter dan…

Boodschappen doen is meestal niet mijn favoriete bezigheid, maar sinds de zelfscankassa’s hun intrede hebben gedaan, vind ik het ineens een stuk dragelijker. Geen eindeloze wachtrijen meer, geen vreemde blikken van de caissière als mijn kleuter weer eens iets te hard roept dat hij “NU EEN KOEKJE WIL!” Nee, met een zelfscanner kan ik rustig mijn karretje door de gangpaden manoeuvreren, zonder me druk te maken over ongemakkelijke situaties. Tenminste, dat dacht ik.

Prachtig dat zelfscannen

Daar liep ik dan, met mijn kleuter naast de winkelwagen en de scanner stevig in mijn hand. Mijn kleuter vindt het prachtig, dat zelfscannen. Terwijl ik zorgvuldig de barcodes van de yoghurt, appels en brood inscan, grijpt hij enthousiast naar alles wat hij kan bereiken. Soms kijk ik nog eens achterom en zie ik een pak eierkoeken die ik me niet kan herinneren gepakt te hebben, of een zak chips die ik echt niet op mijn lijstje had staan. “Mama, koekjes!” roept hij blij en mikt een pak oreo’s in de kar. “Nee, schat, die hebben we al thuis,” probeer ik dan geduldig, terwijl ik de koekjes terugleg en een poging doe om hem een appel aan te smeren.

Maar goed, meestal weet ik deze spontane inbreng nog op tijd te ontdekken en corrigeren voordat we bij de kassa zijn. Ik scan het laatste item, betaal met een voldaan gevoel en denk dat ik de winkel als een ware multitaskende supermoeder heb verlaten.

Tot die ene keer. De winkel was druk en mijn geduld stond op het punt te verdampen. Mijn kleuter had zijn ogen laten vallen op de plastic tasjes bij de kassa en in de chaos die volgde, had ik mijn volle aandacht nodig om te voorkomen dat hij met de hele tassenbundel op de grond zou eindigen. “Kom op, we zijn bijna klaar,” mompelde ik, terwijl ik de laatste producten in mijn tassen propte en de zelfscan op ‘betalen’ zette.

Steekproef

En ik voelde het al aankomen… “Steekproef,” verscheen er op het scherm. O nee, niet nu! Ik keek naar mijn overvolle kar, mijn kleuter die inmiddels de zak met chips weer had teruggevonden, en ik zuchtte diep. Daar kwam de medewerker al aan, glimlachend maar met een blik die duidelijk maakte dat er geen ontkomen aan was.

“Goedemiddag, even een kleine controle,” zei ze vriendelijk terwijl ze de scanner pakte en begon met het nalopen van mijn boodschappen. Ik deed mijn best om me onschuldig te gedragen, maar ergens bekroop me een vervelend gevoel. Wat had hij er nu weer in gegooid zonder dat ik het doorhad?

En ja hoor, na een paar tellen vond ze het: een grote reep chocola, diep verstopt onder een stapel bananen. “Deze is niet gescand,” zei ze, terwijl ze me met een licht vragende blik aankeek. Ik kon wel door de grond zakken. “Sorry, die had ik echt niet gezien,” stamelde ik. Ze knikte begripvol, maar ik voelde me schuldig. Niet alleen omdat ik die reep niet had gescand, maar ook omdat ik in gedachten al aan het plannen was hoe ik die kleuter straks thuis ging berispen.

“Mama, chocola voor thuis?” riep hij vrolijk, terwijl hij naar de reep wees. De medewerker glimlachte breed en ik zag haar denken: “Dat excuus heb ik vaker gehoord.”

Daar stond ik dan

Daar stond ik dan, terwijl (voor mijn gevoel) de hele supermarkt me toekeek. Ik betaalde snel voor de vergeten reep, bedankte de medewerker en duwde het karretje zo snel mogelijk richting uitgang. Mijn kleuter zwaaide vrolijk en ik mompelde iets van “geen chocola voor jou, jongeman!” Maar eigenlijk voelde ik me vooral beschaamd.

Eén ding is zeker: de volgende keer dat ik bij de zelfscan sta, check ik nog even extra goed wat er allemaal in mijn karretje is beland. Want je weet het maar nooit met die kleine winkeldief.


Uitgelichte afbeelding: Shutterstock

’10 euro zakgeld per week vind ik belachelijk!’

Laatst was het weer zover: een van die alledaagse momenten waarop je als moeder wordt geconfronteerd met de harde realiteit van het ouderschap. Ik stond in de keuken, met mijn handen vol afwas en mijn hoofd vol boodschappenlijstjes, toen mijn tienjarige dochter met een daverende vraag kwam: “Mama, hoeveel zakgeld krijg ik eigenlijk?”

Ik keek haar even aan, zoekend naar de juiste woorden. Want eerlijk gezegd, had ik geen idee. Niet dat ik er niet over had nagedacht, maar hoeveel zakgeld geef je een kind van tien? Genoeg om te leren omgaan met geld, maar niet zoveel dat ze denkt dat het altijd uit de lucht komt vallen. Terwijl ik dit allemaal overwoog, kwam ze met een bommetje: “Lisa krijgt tien euro per week!”

Tien euro per week?

Mijn mond viel bijna open. Tien euro per week?! Is dat serieus wat kinderen tegenwoordig krijgen? Voor een moment voelde ik me teruggeflitst naar mijn eigen jeugd, waar ik wekelijks een paar gulden kreeg – genoeg voor een zak snoep en misschien een Donald Duck, als ik echt zuinig deed. Maar tien euro per week? Wat moest Lisa daar in hemelsnaam mee kopen? Een bescheiden aandelenportefeuille of alvast een voorschot op haar eerste auto?

Ik probeerde mijn verbazing te verbergen en vroeg: “En wat doet Lisa met al dat geld?” “Ze koopt Pokémon-kaarten en spaart voor een nieuwe iPad,” zei mijn dochter alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Oké, dus we zijn het stadium van een zakje chips en een nieuwe gum blijkbaar al ver voorbij.

Niet krenterig

Nu ben ik echt niet krenterig. Ik vind het belangrijk dat kinderen leren omgaan met geld, dat ze leren sparen, keuzes maken en dat ze begrijpen dat geld niet oneindig is. Maar tien euro per week aan zakgeld, dat komt neer op veertig euro per maand. Veertig euro! Toen ik tien was, voelde ik me rijk als ik dat bedrag in een half jaar bij elkaar had gesprokkeld.

Ik vroeg me af of ik misschien ouderwets was. Misschien is het inflatie. Misschien is het gewoon de moderne tijd en loopt iedereen nu met een eigen bankpasje en een spaarrekening vol kinderbijslag rond. Maar toch, het bleef aan me knagen. Want wat leren we onze kinderen als we ze zoveel zakgeld geven? Dat alles in overvloed beschikbaar is? Dat je alleen maar hoeft te vragen en je krijgt het? Ik wil mijn dochter leren dat je moet werken voor wat je wilt, dat geld verdienen tijd en inspanning kost.

Redelijk bedrag

Dus, wat is dan een redelijk bedrag voor een tienjarige? Vijf euro per week? Drie euro? Is dat dan weer te weinig? Terwijl ik me afvroeg of ik in het volgende schoolpleinoverleg als de gierige moeder zou worden bestempeld, hoorde ik mijn dochter zachtjes mompelen: “Dus, hoeveel krijg ik nou?”

“Hoe zou jij vijf euro per week vinden?” vroeg ik. Ze keek me even aan, dacht na, en haalde toen haar schouders op. “Prima,” zei ze luchtig. “Kan ik sparen voor een grotere LEGO-set.” En daarmee was het gesprek voorbij, alsof die hele tien-euro-discussie nooit had plaatsgevonden.

In de dagen die volgden, bleef ik er toch over piekeren. Niet zozeer over het bedrag zelf, maar over de waarde die we kinderen meegeven. Is het belangrijk dat ze veel geld hebben, of is het belangrijker dat ze leren wat geld waard is? En hoe voorkom je dat je kind de enige is zonder dure gadgets, terwijl de rest van de klas lijkt te zwemmen in zakgeld?

Gespaard

Een week later kwam mijn dochter weer naar me toe, met een grote glimlach. “Mama, ik heb nu al vijftien euro gespaard! Ik ga er nog tien bij doen en dan kan ik die LEGO-set kopen die ik wilde!” Tien euro? Ik keek haar verbaasd aan. “Ja, van mijn verjaardagsgeld!” riep ze vrolijk. “Ik heb nog niks uitgegeven, want ik wil die set heel graag.”

En daar zat ik, met een grijns van oor tot oor. Want het bleek maar weer: kinderen leren snel. Zelfs met vijf euro per week had ze de waarde van sparen en keuzes maken begrepen. Misschien was tien euro per week inderdaad belachelijk, maar uiteindelijk gaat het niet om het bedrag. Het gaat erom dat ze leren plannen, sparen en genieten van de beloning die ze zelf bij elkaar hebben gespaard.

Dus, voor nu blijft het bij vijf euro. En wie weet, als ze echt een keer heel overtuigend komt uitleggen waarom ze een loonsverhoging verdient, ga ik er nog eens over nadenken. Maar tot die tijd ben ik stiekem best trots op mijn zuinige dochter en een beetje op mezelf, voor het niet toegeven aan de zakgeldinflatie van de moderne tijd.


Uitgelichte afbeelding: Shutterstock

Middagslaapje op het KDV betekent een lange avond voor ons…

Elke werkdag om precies 13.15 uur gebeurt het weer. Terwijl ik achter mijn bureau probeer mijn inbox weg te werken, verschijnt er een berichtje op mijn telefoon. “Je zoontje ligt lekker te slapen,” staat er dan vrolijk, vergezeld van een foto waarop hij vredig in een klein kinderbedje ligt, knuffel stevig in zijn armpjes geklemd. Het is zo’n beeld waar je hart van smelt. Tenminste, dat zou je denken. Maar in plaats daarvan bekruipt me een onmiskenbaar gevoel van onrust.

Want ik weet inmiddels wat die ogenschijnlijk onschuldige middagdutjes betekenen: een lange, eindeloze avond vol energie, springend op de bank, pratend tegen zijn knuffels en eindeloze verzoekjes om nóg een boekje voor te lezen. Middagslaapje op het KDV betekent een avondklok die ver voorbij zijn normale bedtijd reikt. En ik kan je vertellen, na een lange werkdag sta ik niet bepaald te springen om een peuter die om negen uur ’s avonds nog vol energie rondstuitert alsof hij net een dubbele espresso op heeft.

De uitdaging

Nu hoor ik je denken: “Nou, laat hem dan niet slapen!” Maar daar begint de uitdaging pas echt. Want wanneer ik het KDV verzoek om het dutje over te slaan, word ik geconfronteerd met een ander probleem: een peuter die de hele middag door het kinderdagverblijf strompelt als een zombie op suikerontwenning. Zijn humeur daalt dan tot diep onder het vriespunt en hij verandert in een mopperend, klagerig hoopje mens. De leidsters kijken me dan hoofdschuddend aan als ik hem ophaal, met zo’n blik van “Hij heeft echt zijn slaap nodig, hoor.”

Ik sta dus voor een dilemma. Als hij op het KDV slaapt, is hij de rest van de middag en avond de koning te rijk, klaar om de wereld te veroveren. Maar dat betekent voor ons thuis een eindeloze avond van een peuter die de slaap gewoon niet kan vatten. Geen enkel slaapritueel is dan nog effectief. Verhaaltjes, knuffelen, een rustig muziekje; hij ligt gewoon te stuiteren in zijn bed terwijl wij uitgeput op de bank ploffen, verlangend naar het moment dat we zelf ook eindelijk naar bed kunnen.

Onhandelbaar en de leidsters

Maar als hij niet slaapt, is hij op het KDV onhandelbaar en de leidsters laten subtiel merken dat ze daar ook niet blij van worden. Terecht natuurlijk, want een chagrijnige peuter is geen pretje voor de andere kinderen en ook niet voor de leidsters die hun best doen om alles in goede banen te leiden. Ze suggereren dan of hij niet toch ‘een kort dutje’ kan doen. “Gewoon een halfuurtje, dan is hij net even bijgetankt,” zeggen ze dan hoopvol. Ja, dat klinkt leuk in theorie, maar probeer een tweejarige maar eens uit zijn middagdutje te halen na dertig minuten. Hij wordt wakker als een draak en de rest van de middag is hij vervolgens nóg knorriger.

Vicieuze cirkel

En zo zitten we vast in een vicieuze cirkel. Geen slaap betekent chagrijnig op het KDV. Wel slaap betekent een mini-energiebom in huis, lang nadat wij zelf al willen gaan slapen. Ergens hoop ik dat er een magische oplossing bestaat, een toverformule waarmee ik mijn zoontje perfect in balans krijg, zodat hij op het juiste moment slaperig is en op het juiste moment energiek. Maar tot die tijd blijf ik iedere dag opnieuw met mijn telefoon in de hand zitten, in spanning afwachtend of dat verlossende slaapbericht weer binnenkomt.


Uitgelichte afbeelding: Shutterstock

Haal toch even die snottebel weg!

Laatst stond ik op het schoolplein te wachten op mijn kleuter. Terwijl ik daar stond, hoorde ik het al aankomen: een onheilspellend gesnuif en gesnotter. Nog voordat ik me kon omdraaien, zag ik hem in mijn ooghoek… Een kind, hooguit drie jaar oud, met een gigantische, glanzende, tikkie groene snottebel die als een trofee aan zijn neus bungelde.

Mijn eerste reactie? Pure walging. Ik keek snel om me heen, zoekend naar de verantwoordelijke volwassene die dit helse tafereel had laten gebeuren. En ja hoor, daar stond ze, zijn moeder, druk in gesprek met een andere moeder, totaal onwetend van het snotgedrocht dat haar zoon ondertussen bijna tot zijn kin had laten zakken.

Hoe dan?! Hoe kun je dat níet zien? Dat kleverige monster hing er niet pas net, dat kun je aan alles zien. Ik voelde mijn handen al jeuken om de jongen een zakdoekje te geven, of desnoods zelf even die snottebel weg te halen. Maar goed, ik houd het liever netjes en besloot mijn irritatie binnen te houden. Toch bleef het knagen.

Misschien is het omdat ik zelf altijd op scherp sta bij mijn eigen kinderen. Ik kan het gewoon niet aanzien als ze met een vies gezicht, vlekken op hun shirt of – hemel verhoede – een snottebel rondlopen. Het voelt bijna als een persoonlijke afgang. “Je kunt maar beter voorbereid zijn,” zeg ik altijd tegen mezelf terwijl ik een voorraad zakdoekjes in elke tas, jaszak en zelfs de auto prop.

Maar daar stond ik dus, met mijn zorgvuldig weggestopte irritatie. Maar elke keer als ik naar het jongetje keek, leek die snottebel verder naar beneden te kruipen. “Doe iets!” schreeuwde mijn innerlijke stem naar zijn moeder. Maar nee, ze kletste gezellig verder, zich nergens van bewust.

Nu begrijp ik heus wel dat ouders niet de hele tijd met hun ogen op hun kind geplakt zitten. We hebben het allemaal druk, met ons hoofd vol boodschappenlijstjes, werkmails en de laatste Netflix-serie die we proberen te volgen. Maar kom op, een snottebel van dat formaat kun je toch niet missen? Het is alsof je een enorme pijl boven je hoofd hebt die naar beneden wijst en ‘NEGEER MIJ NIET!’ schreeuwt.

Misschien ben ik gewoon te streng. Misschien moet ik leren loslaten. Maar dan herinner ik me weer dat ene moment op het schoolplein, toen een vriendje van mijn dochter met zo’n zelfde snottebel rondliep en mijn dochter vrolijk zijn hand vastpakte. Ik moest mezelf inhouden om haar niet ter plekke in ontsmettingsmiddel te dompelen. Want ja, ik weet het, kinderen moeten vuil kunnen worden en weerstand opbouwen en al die dingen. Maar soms is het gewoon te veel.

Dus, lieve medemoeders en -vaders, als je me ergens tegenkomt en je ziet me naar je kind kijken met een blik die ik normaal reserveer voor een horrorfilm, weet dan: ik bedoel het goed. Het is niets persoonlijks. Maar alsjeblieft, haal toch even die snottebel weg.

We hebben allemaal onze grenzen, en voor mij is dat het punt waarop ik een zakdoek wil pakken en tegen de wereld wil schreeuwen: “Het is maar een kleine moeite!”


Uitgelichte afbeelding: Shutterstock

Mijn kinderen vertikken het om een boek te lezen

Het is een zondagochtend en de regen klettert tegen de ramen. En dat terwijl het zomervakantie is… Hoe dan ook, ideaal weer voor een goed boek, zou je denken. Maar in plaats daarvan zie ik mijn kinderen gebogen over hun tablets en smartphones. De zoveelste YouTube-video wordt bekeken, de zoveelste TikTok-dans geoefend. Het is niet dat ik ze die technologie niet gun, maar ik mis het geluid van omslaande bladzijden en de verwondering in hun ogen wanneer ze worden meegesleept door een spannend verhaal. Mijn kinderen vertikken het om een boek te lezen en dat frustreert me weleens.

Buiten dat het (zacht uitgedrukt) aangeraden wordt door school, waren boeken, toen ik jong was, mijn toevluchtsoord. Ze boden me een ontsnapping naar andere werelden, gaven me vrienden in de vorm van personages en leerden me levenslessen die ik anders nooit had begrepen. De spanning van het niet weten wat er op de volgende pagina zou gebeuren, die magie lijkt nu verloren te gaan in een zee van digitale afleiding. En zeg nou zelf, wat is spannender: een draak die je kunt verslaan met een zwaard of een kat die piano speelt op YouTube?

Ik heb alles geprobeerd. Van klassieke sprookjes tot populaire kinderboeken van nu, van kleurrijke prentenboeken tot spannende avonturenverhalen. Niets lijkt hen te kunnen boeien. Ze kijken me aan met een blik van pure verveling zodra ik een boek tevoorschijn haal.

“Waarom zou ik lezen als ik ook de film kan kijken?”… “Omdat je met lezen je eigen Hollywood-regisseur kunt zijn!” wil ik dan zeggen, maar ja, ze hebben liever een regisseur die ook hun popcorn maakt.

Ik voel me natuurlijk enorm schuldig. Zeker wanneer ik de hete adem van de juffen in mijn nek voel. “Wel blijven lezen in de zomervakantie!” Maar aan het einde van de zomervakantie is er op die goedbedoelde leesbingo nog geen enkele kruis te zien. Nou ik kan je vertellen, aan mij en aan de kapitalen die ik uitgeef aan alle boeken ligt het niet!

Is het de schuld van de technologie? Misschien. Onze samenleving lijkt lezen niet langer te waarderen zoals vroeger. Waar lezen ooit werd gezien als een essentiële vaardigheid en een bron van plezier, lijkt het nu te worden verdrongen door snellere, makkelijkere vormen van vermaak. De lange adem die nodig is om een boek uit te lezen, past niet meer in de snelle, vluchtige wereld van vandaag. Tegenwoordig is het boek blijkbaar net zo ouderwets als het gebruik van een faxapparaat.

Ik kan mijn kinderen niet dwingen! Wat moet ik doen? Hun oogleden opentrekken en een boek voor hun neus houden? Bovendien, lezen moet een plezier blijven en geen straf worden. Maar ik maak me zorgen. Lezen biedt namelijk zoveel meer dan alleen vermaak.

Misschien is het tijd om zelf weer het goede voorbeeld te geven. Om vaker mijn eigen boek op te pakken en hen te laten zien hoe ontspannend en verrijkend het kan zijn. Om voor te lezen, ook al lijken ze niet geïnteresseerd, in de hoop dat er toch iets blijft hangen. En wie weet, misschien kunnen we een (zoveelste) deal sluiten: voor elk gelezen hoofdstuk mogen ze een TikTok-filmpje maken waarin ze doen alsof ze lezen.

Of heeft iemand anders een beter voorstel?


Afbeelding: Shutterstock

‘Als een dametje’… Nope, niet mijn dochter!

Ik ben opgegroeid met de uitspraken ‘doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg’ en ‘als je niks leuks kunt zeggen, zeg dan niks’. Op zich is er niks mis met deze uitspraken, behalve wanneer het wordt gebruikt om meisjes de mond te snoeren. Meestal vertaalt zich dat in een jonge vrouw die bang is om haar mening te uiten, omdat het iemand zou kunnen beledigen of erger nog, dat haar mening er niet toe doet.

Als kind was ik verre van ingetogen. Ik was luidruchtig en eigenwijs. Ik was extravert en ik vocht terug als ik gepest werd. Ik maakte grapjes en daagde iedereen die op mijn pad kwam uit. Maar toen werd ik een puber en wilde ik niet meer die ‘wilde’ meid zijn. Ik wilde voor jongens aantrekkelijk zijn, een soort ‘mooiste meisje van de klas’. What was I thinking!? Dit was ik natuurlijk helemaal niet, maar ik bleef volhouden om een beleefd dametje te zijn.

Uiteindelijk werd ik een volwassene die continu ‘het spijt me’ zei voor dingen waar ik me helemaal niet voor hoefde te verontschuldigen. Ik verontschuldigde me voor mijn uiterlijk, voor mijn gewicht, voor wie ik ben. Ik voelde zelfs plaatsvervangende schaamte wanneer iemand anders een ander corrigeert. Het was volslagen onzin, maar het ongedaan maken van al een ingesleten gewoonten is een stuk moeilijker dan het klinkt.

En toen werd mijn dochter geboren!

Een dochter die iedereen de stuipen op het lijf jaagt. Die haar ruimte inneemt. Die haar stem laat horen. Die zonder enige terughoudendheid, volledig zichzelf is. En ik wil dat ze zo blijft. Ik wil niet dat ze haar haar, haar lichaam of haar karakter verandert, omdat ze denkt dat mensen haar dan leuker vinden.

Sterker nog, ik ergerde me kapot aan mensen die vinden dat ze zich niet ‘als een dametje’ gedraagt.

Mijn dochter mag rouwdouwen, voor zichzelf opkomen, zichzelf verdedigen en vooral, haar menig geven. Ja natuurlijk verwacht ik dat ze beleefd is, net zo beleefd als dat een zoon zou zijn. Beleefd, maar niet tegen de prijs van het opofferen van zichzelf. Ze durft een confrontatie aan te gaan en ik wil dat het zo blijft.

Dus opgesodemieterd met ‘gedragen als een dametje’, mijn dochter gedraagt zich als zichzelf!


Afbeelding: Shutterstock
Update: 2022/2024

speelgoed klei kind 4 jaar

Klusklas? Dat is toch gewoon handenarbeid…

Ooit, niet eens zo lang geleden, zaten we allemaal op woensdagochtend met onze handen in klei, hout, papier-maché en verf. We knutselden, boetseerden, bakten en bouwden erop los, ongeacht of we werden gezien als de slimste of de ‘minst academisch getalenteerde’ van de klas. Handenarbeid, dat was het moment waarop we even konden ontsnappen aan de strenge logica van rekenen en taal. We voelden ons allemaal even vrij, even creatief. Wat is er toch met die tijd gebeurd?

De klusklas

Nu lijkt het onderwijslandschap verdeeld in talloze vakjes en hokjes. Naast de plusklassen, speciaal voor de hoogbegaafde leerlingen, hebben we nu dus ook de klusklassen. Je zou denken dat die laatste gewoon een moderne naam is voor wat wij vroeger handenarbeid noemden. Maar nee, er schuilt een diepere scheiding in dit systeem. Het idee heerst dat kinderen opgedeeld moeten worden naar hun cognitieve capaciteiten en dat praktische vaardigheden alleen voor de ‘handige’ kinderen zijn, niet voor de ‘slimme’.

Maar waarom zouden slimme kinderen niet ook gewoon lekker willen werken met hun handen? Waarom moeten we ze in hemelsnaam een keuze laten maken tussen hoofd en handen? Alsof de twee elkaar uitsluiten. Alsof het feit dat je een boekenwurm bent betekent dat je niet ook kunt genieten van het zagen van een plank, het schilderen van een kunstwerk of het bakken van een brood.

Specialisatie op jonge leeftijd

We leven in een wereld waar creativiteit en probleemoplossend vermogen steeds belangrijker worden. Innovatie komt niet alleen voort uit theoretische kennis, maar juist uit de combinatie van denken en doen.

Toch lijkt ons onderwijssysteem steeds meer te streven naar specialisatie op jonge leeftijd. We duwen kinderen in vakjes waar ze maar één aspect van hun potentieel kunnen ontwikkelen. En dit in een tijd waarin de wereld juist vraagt om veelzijdigheid én handigheid. Daarbij vergeten we even dat creatief bezig zijn met je handen net zo goed een cognitieve uitdaging kan zijn als een wiskundeproefwerk.

Vroeger

Soms kijk ik weleens met weemoed terug naar de eenvoud van vroeger. Toen leek er voor ieder kind, slim of niet, een kans te zijn om te ontdekken hoe het voelt om iets tastbaars te creëren. Om te voelen hoe je handen de gedachten in je hoofd kunnen omzetten in iets concreets. Laten we niet vergeten dat leren met je handen net zo waardevol is als leren met je hoofd.

De klusklas is een mooi initiatief, maar ik denk dat het beter is om dit niet alleen een vangnet te laten worden voor de kinderen die minder presteren op andere vlakken. Net zo min dat een uitdagende rekensom alleen voor de ‘slimme’ kinderen is. Want in het leven én in het leren is er geen ruimte voor zulke strikte scheidingen. We hebben zowel hoofd als handen nodig om de wereld vorm te geven.

Dus, woensdagochtend handenarbeid?


Afbeelding: Shutterstock