Langs het tuinpad van Jo

Als kind had ik een eigen tuintje; een verwaarloosd strook grond langs het achterpad van mijn ouderlijk huis. Zes jaar was ik toen ik deze samen met mijn oma omtoverde in een kleurrijke walhalla voor vlinders en bijen. Jarenlang wroette ik dagelijks in de aarde. De uitgebloeide geraniums en viooltjes die op mijn opa’s graf stonden kregen een nieuw leven tussen de door mij zelf tussen de straattegels gepeuterde vingerhoedskruid. Ik wist (en weet!) weinig van tuinieren, maar mijn oma leerde mij de fijne kneepjes (op haar manier dan: ieder blaadje met maar iets bruin en bijna uitgebloeid bloemetjes werden genadeloos afgeknipt want niet perfect). Furieus was ik al de achterbuurman zijn aangrenzende tuinhek in de stinkende menieverf zette en met zijn lompe klompen mijn zorgvuldig omgewoelde aarde en planten plette. Soms stond zijn steeg door een reeks eindeloze buien onder water waardoor mijn planten weg dreven, maar nooit gaf ik op. 

Op mijn tweeëntwintigste verhuisde ik naar een tweekamer appartement met balkon die ik vanzelfsprekend vol gooide met plantenbakken. Maar ergens na verhuizing vier ging het mis: inmiddels voorzien van de helft van Co werd de tuin van mijn inmiddels rijtjeswoning steeds meer gedomineerd door tegels. Een terras moest er komen en een plek voor de droogmolen voor de dagelijkse hel die wassen heet. De trampoline, beste speelgoed koop ever overigens, eiste de resterende vierkante meters op. Mijn groen bleef beperkt tot een haag buxus, onverwoestbare klimop en wat boompjes. Symmetrie was IT en less is more bleek mijn lijfspreuk. Dankzij de niet te stuiten en alles verwoestende buxusmot werd ik ineens geconfronteerd met grond! Ik begon te zaaien en er kwam zo waar een moestuin die ik na drie jaar overigens alweer opruimde omdat het eerder diende als slakkenrestaurant… Ik ging stekken en er verschenen steeds meer bakken in de tuin en potten in mijn vensterbank. Stekjes overwinterde warmpjes om vervolgens in het voorjaar binnen een paar weken door diezelfde slakken maffia opgevreten te worden. Ik deed mee aan de Pilea en Monstera hype en vond mijn vreugde in groen weer terug.

planten hype-1

Overigens heb ik nog steeds niet het certificaat groene vingers verdiend. Ik geef te veel en te weinig water. Te donkere en te zonnige plekken. Ik stekte niet maar molesteerde door ongeduld.  Ik vermoorde een cactus een fout die zoonlief tot op de dag van vandaag mij sarcastisch inwrijft (‘zelfs een cactus kan je niet in leven houden hahaha’). Overigens ben ik bij het schrijven van deze lap tekst de trotse cactus moeder van maar liefst 20 stuks. En potten met tomaten, komkommers, basilicum voor de verse pesto, bakken met aardbeien, olijfboompjes en avocado plantjes om maar iets te noemen. Mijn favoriete hashtag # urbanjungle viert hoogtijd op social media, want ik ben niet de enige zoals trendwatcher Lidewij Edelkoort al jaren terug voorspelde. Ik kijk verlekkerd naar accounts vol groene plaatjes en pik her en der wat tips en inspiratie mee. Groen veroverd niet alleen veel accounts maar ook langzaam het straatbeeld: hoera! Mijn kids leren namen, stekken, en hebben hun eigen plantenhangers. Vanaf de loungebank zie ik de zon op- en ondergaan. Mijn favoriete plek om macrame te knopen is tussen de stekjes van de Annabelle die zijn uitgegroeid tot mega planten gekregen van mijn inmiddels overleden moeder.

pannenkoekenplant

Ik droom nog steeds van een boerderijtje met veranda en een lap grond om een Engelse tuin en een moestuin te creëren. Diverse terrassen, een kas, boomhut en vooruit een hoekje voor de kippen en varkens. Voor die tijd ga ik eerst nog even flink oefenen in mijn eigen mini jungle. Waar ik zojuist 100 overleden beukenhaag plantjes heb moeten uitgraven. Op een dag zal het mij lukken en ik geef niet op.

langs het tuinpad van Jo

Previous ArticleNext Article