De verschrikkelijke moeder

Vandaag was ze er weer, die verschrikkelijke moeder. Die moeder die telkens weer pogingen doet om er te zijn voor haar kleintje, maar wie het simpelweg niet lukt om te geven wat ze diep van binnen zou willen geven.

Die moeder die begint te schreeuwen en de meest wanhopige en gekste dingen blèrt naar de lieve kleine oortjes van haar kleintje. Dingen die ze ooit had genoemd en zichzelf had beloofd om nooit te zeggen tegen haar eigen kleintje.

“Ik word knettergek van je. Als je dit niet doet, dan zet ik je buiten. Je zoekt maar een andere moeder.”

Die verschrikkelijke moeder, was ik.

En ik schaam me. Wat voelt dit klote.  Ik zou dit scenario zo graag terug willen draaien. Ongedaan willen maken. Maar helaas. Het is gebeurd.

Mijn dochter moet medicijnen slikken tegen haar epilepsie. Medicijnen in de vorm van een drankje. Dat drankje mogen we mixen door haar drinken zodat het wat makkelijker wegdrinkt. Tot op heden ging dat altijd redelijk goed. Totdat daar onlangs nog een drankje aan toegevoegd werd. Een drankje met een sterke, onaangename smaak. Een drankje wat mijn dochter niet drinken wil.

We zitten in een machtsstrijd waar we allebei niet in willen zitten. En het is geen strijd om eten, waarin je kunt onderhandelen of kunt denken, laat maar zitten, ze eet morgen wel weer. Nee, in deze strijd móét álles naar binnen, terwijl we het beiden diep van binnen niet willen. In deze strijd zou ik zo graag de macht aan een ander willen geven, want ik wíl hier helemaal geen macht in. Ik heb überhaupt een hekel aan het woord.

Controle verliezen. Een verschrikkelijke moeder worden. Ik haat het.

Het schreeuwen

Afbeelding: Shutterstock

Naar aanleiding van dit blog, heb ik een aantal opmerkingen gekregen over het schreeuwen (en meer, maar daar hebben we het nu niet over). Vandaag reageer ik op het schreeuwen. Want ja, ik schreeuw weleens.

Het is zeven uur ’s ochtends, mijn wekker gaat. Ik geef een stomp op mijn telefoon in de hoop dat deze op snooze springt. De minipeuter naast me, die rond 01.00 bij ons is gekropen, slaat met een afstandsbediening op mijn hoofd. “TV kijken”, roept ze, ik bedoel schreeuwt ze, er bij. Bij mijn voeten voel ik een ander paar voeten van de zesjarige en ik realiseer me dat ik beter maar op kan staan. Ik ben moe, maar ik heb een goed voornemen. Ik begin de dag met een dansje, ik begin de dag met een lach. Een liedje wat ik tot vervelends aan toe van de man geleerd heb. 

Ik strompel naar de badkamer, ik ben echt géén ochtendmens. Maar met een plens koud water word ik dan toch echt wakker. Toch heb ik nog steeds het liefst dat er niemand praat. Maar die kleintjes zijn er nu eenmaal, dus ik accepteer het praten. Zachtjes praten, dat wel.

Op de vroege ochtend kies ik voor gemak, dus ik kleed mijn kleintjes aan, hoewel ze dit eigenlijk best zelf kunnen, maar er gewoon geen zin in hebben. En ja, ook de zesjarige help ik met haar sokken. Die sokken, dat is toch echt een dingetje hoor. Ik moet die sokken met alle beleid bij haar aantrekken, want anders zit ‘ie scheef of erger nog voelt ze een draadje! En dat kan ze niet op een ‘normale’ manier melden, nee dat moet op volume 10 met de ogen dicht geknepen en op een nogal schreeuwerige toon. Ik begin van binnen al een beetje te koken en denk ‘potverdikkie, ik doe ook gewoon mijn best’. En ik weet een kalme ‘Niet zo schreeuwen’ uit te brengen.

We komen beneden. Tijd voor een ontbijtje. De zesjarige wil naast mama zitten. De peuter ook. De minipeuter ook. En ja, ik weet het, overal is een oplossing voor. Om beurten, schema’s wie, wat wanneer. Maar het is niet goed genoeg. Het komt niet aan en de drie kleintjes blèren op volume 10. Ik zou tot tien kunnen tellen, ik zou kunnen denken ‘alles komt goed’. Maar ik verhef mijn stem. Ik verhef mijn stem om ze te vertellen dat ze niet zo moeten schreeuwen.

Tijd om naar school te gaan. Ik begin een kwartier voor vertrek met de mededeling dat we schoenen en jassen aan gaan doen. Het komt niet aan. Ondertussen zie ik het aanrecht vol staan en denk het nog even snel op te ruimen (zie je, het gebeurt uiteindelijk wel). Tijdens dat opruimen roep ik een aantal keer met een lage stem dat ze hun schoenen en jassen aan moeten doen. Ik word wederom compleet genegeerd. Ik ga voor ze staan, ik kijk ze recht in hun oogjes en vraag ze om even te luisteren en hun schoenen en jassen aan te doen. Er wordt door me heen gekeken. ‘Joehoe’ probeer ik nog met een luide stem. Geen reactie.
Er zit niks anders op. ‘SCHOENEN EN JASSEN AAN, NUUUU! tjonge jonge jonge’

Nee, schreeuwen is niet fraai. Schreeuwen is onredelijk, schreeuwen is onmacht, schreeuwen is niet goed te praten. Het liefst schreeuw ik niet, praat ik altijd in de positieve vorm. Straf ik niet, beloon ik alleen maar omdat mijn kleintjes alles naar verwachting doen. Ja, dat zou ik willen, echt. Maar hé, ik ben een mens (geen ochtendmens) en ik leef, ik voel en ik kook soms. Ik heb het beste met mijn kleintjes voor, ik hou van ze en ik plak ze achter het behang.

Wie niet?